door Chip Brogden
(Vertaald door Bibi Godschalk)
DEEL 4
“De hemel heerst” (Daniël 4:26b).
In de eerste drie hoofdstukken van Daniël zien we hoe de geest van de Antichrist tot het offensief tegen het Restant overgaat. In hoofdstuk een draait het erom, dat zij zich niet willen verontreinigen met het vlees en de drank van de koning. In hoofdstuk twee worden ze – samen met alle wijze mannen van Babylon – bijna vermoord. In hoofdstuk drie worden ze in de brandende oven gegooid, omdat ze weigeren voor het afgodsbeeld te buigen en het te aanbidden. Elke keer valt de vijand het Restant aan en iedere keer redt de Heer het Restant en houdt Hij de Getuigenis in stand.
De aanvallen van de vijand zijn in feite de basis, waarop de getuigenis tot stand komt. Net zoals er geen overwinning zonder strijd kan zijn en geen Kroon zonder het Kruis, is er ook geen getuigenis zonder de duivel. Onze Getuigenis is niet alleen maar “Halleluja, ik ben gered!”. Het is niet iets dat gezegd wordt, maar een LEVEN, dat geleefd wordt. We overwinnen de Draak door het woord van deze getuigenis. Deze Getuigenis demonstreert de preëminentie van Christus over de zonde, de eigen ik en satan: het is een gewelddadig iets, proactief en niet passief. De Getuigenis van de Heer wordt sterker naarmate de vijand er tegen strijdt en zien we uiteindelijk, dat Christus waarlijk de preëminentie heeft. Als ons leven dit laat zien, zouden we geestelijk steeds sterker worden. Dat betekent niet, dat we ons altijd goed voelen en met een glimlach op ons gezicht tegenover de vijand staan, maar, ongeacht onze uiterlijke omstandigheden, wordt ons innerlijk steeds sterker wanneer we de Getuigenis van Jezus uitdragen.
DE HEMEL REGEERT DE AARDE DOOR MIDDEL VAN HET RESTANT
In het vierde hoofdstuk van Daniël zien we een kentering in onze studie, want we zien hier dat de getuigenis van Jezus niet altijd defensief is. Het wordt niet alleen “aangevallen”, het VALT evenveel AAN als dat het aangevallen wordt. We hebben al vastgesteld, dat Christus de Rots, voornemens is de hele aarde te vullen, waarbij de koninkrijken die tegen Hem zijn, verbrijzeld en verteerd worden(cf. Daniël 2:44). Uiteraard vraagt dit om vernietiging. “Hij moet meer worden, maar ik minder” (Johannes 3:30). Het is heel duidelijk een pijnlijk gebeuren om alle dingen aan Christus over te leveren, ze te veronachtzamen, te breken, te verteren en te verminderen. We weten hoe lang de Heer moet werken om de preëminentie in JOU en in MIJ te vervolmaken. We kunnen ons bijna niet voorstellen, dat ditzelfde proces zich op universele schaal zal voltrekken. En toch wordt ons verzekerd, dat “Hij in staat is alles aan zich te onderwerpen” (Filippenzen 3:21b). Wat een machtige God dienen wij!
Dat de Heer in staat is alles aan Zichzelf te onderwerpen is …ja hoe kun je het beschrijven? Het is een kunst. Het is een wetenschap. Er is een proces aan de gang in dit universum. Kun je het zien? Het is een proces waardoor de Heer steeds alles zuivert, reinigt, vormt, kastijdt, disciplineert, oordeelt en op één lijn stelt met Hem. Dit proces is op ieder vlak gaande, van sterrenstelsels tot volkeren, van de diepste hoeken van de mensenziel tot aan de laatste discipel en zondaar toe. Werp jezelf op de Rots en laat je breken of wacht, tot Hij op jou valt en je tot poeier verplettert (cf. Lucas 20:18, Daniël 2:34,35). Hoe dan ook, vroeg of laat wint de Rots, want “Hij MOET meer worden, maar ik MOET minder worden” (Johannes 3:30).
Het is duidelijk, dat God een deel van dit werk aan de duivel overlaat. Niet alleen stond Hij het toe, dat Job getest werd; het leek wel of Hij de duivel uitnodigde om dit te doen. Job was er later beter aan toe, maar wat een verschrikkelijke tijd heeft hij intussen doorgemaakt! Het was de Geest van God, die Jezus de wildernis in leidde – niet voor een privé retraite of om een heerlijke opwekking mee te maken – maar om door de duivel verleid te worden. (cf. Matteüs 4:1). Jezus, bad voor Petrus, maar toch weerhield Hij de duivel niet ervan om Petrus als tarwe te ziften (cf. Lucas 22:31,32). Toen Paulus de Heer drie keer bad om de boodschapper van satan die hem treiterde, te verwijderen, werd zijn gebed niet verhoord, maar God gaf hem wel Genade (cf. II Korintiërs 12:8,9).
Wat is Zijn Einddoel? Wat is Zijn Besluit? “OM ALLES in de hemel en op aarde onder ÉÉN HOOFD TE BRENGEN, ONDER CHRISTUS” (Efeziërs 1:10). Wat een strijd levert dit! Wat een verontrusting! Bedenk eens wat er allemaal gebroken moet worden, omvergehaald, steeds weer weggesneden, gesnoeid, verminderd en gekruisigd moet worden. Tegen de tijd dat je het Einde van de Smalle weg bereikt hebt, is er niets meer van je over. Maar is dat niet, in een notendop, wat Gods Besluit inhoudt? “Niet ik, maar Christus” (Galaten 2:20ff). We hebben nog een lange weg om te gaan. Hij MOET meer worden en daarom MOETEN wij minder worden. En in Daniël 4 kunnen we zien hoe de Heer te werk gaat om Zijn Besluit te verwezenlijken.
Wat Nebukadnessar moest leren, moeten wij allemaal leren: de hemel heerst. De Hemel regeert de Aarde. Voor ons die nog aan de Aarde gebonden zijn, lijkt het of we heel wat autoriteit hebben, heel wat zeggenschap, heel wat invloed op wat er hier gebeurt. Maar controle is een illusie. We hebben geen controle; die hebben we ook nooit gehad. Er is er maar Een Die over de Hemel en Aarde heerst. Hij is Soeverein.
HET BEVEL VAN DE WACHTERS BRENGT DE HEMELSE WIL OP AARDE
Voor Nebukadnessar is de Hemel natuurlijk gesloten. Hij kent de God van de Hemel niet; hij beseft niet dat er een Hemel is. Hij is een Aardbewoner met een Aardse Heerschappij. Hij is hét voorbeeld van de natuurlijke mens, de Adamitische mens. “Hij doodde wie hij wilde doden en liet leven wie hij wilde laten leven. Hij verhief wie hij wilde verheffen en vernederde wie hij wilde vernederen.” (Daniël 5:19b). De natuurlijke mens, de mens van vlees alleen, doet precies wat hij wil, doet wat volgens zijn eigen inzicht goed is, wat in ZIJN voordeel is. Hij schrikt er niet voor terug mensen in de brandende oven te gooien als ze het niet met hem eens zijn.
Ik mag wel zeggen, dat we allemaal wel iets van Nebukadnessar in ons hebben, dit duivelse dat alleen gericht is op het Eigen Ik. In het begin floreert die Eigen Ik als een machtige boom; sterk en groot, met gezonde bladeren en fruit – een plaats waar de vogels van de lucht en de beesten van het veld kunnen schuilen. Dat was het beeld van zichzelf, dat Nebukadnessar in zijn droom kreeg. Wat een fijne droom. Wat een heerlijke profetie. Tot daar moet Hij wel erg tevreden zijn geweest met de uitleg. Maar zoals Johannes de Doper ooit zeggen zou, “De bijl ligt al aan de wortel van de boom; iedere boom die geen goede vrucht draagt wordt omgehakt en in het vuur geworpen.” (Matteüs 3:10). De Eigen Ik ontloopt nooit een botsing met de Bijl en hoe groter die is, hoe harder die valt…
“Vel de boom en vernietig hem” (Daniël 4:20ff).
Er is besloten dat deze boom moet worden geveld en “hij” moet vernietigd worden. Toch moet “zijn” stronk in de aarde staan, aan een ketting van ijzer en brons. “Hij” moet net zoals de dieren, in het veld leven en gras eten. Dat is “zijn” lot totdat er “zeven jaren” voorbij zijn gegaan. Zeven is natuurlijk het beeld van volmaaktheid. Het zal een grondig werk zijn, dat erop gericht is Nebukadnessar tot het einde van zijn eigen vermogens te brengen. We weten niet zeker of zoiets zeven dagen, zeven maanden of zeven jaren duren zal.
Dat is een zware veroordeling, die weinig aan de verbeelding overlaat. Maar wie heeft dit besluit gemaakt? Wie heeft dit bevel gegeven? “Dit vonnis is geveld door de wachters; dit oordeel is gesproken door de heiligen” (Daniël 4:14a). Wat het bevel van de wachters is in vers 14, wordt het bevel van de Allerhoogste in vers 20. Is het mogelijk, dat de wachters en de heiligen dit bevel gaven omdat de Heer dit Zelf al bevolen had? Wij denken van wel. We geloven dat gezaghebbend gebed niet uitspreekt wat wij willen, maar dat het uitdrukt wat de Heer wil. In dat geval kondigen de heiligen en de wachters slechts aan wat er in de Hemel al besloten is en bevestigen ze dat het volbracht moet worden. Dit is de kern van gebedsbediening in de Kerk. Dit soort gebed vraagt om vernietiging. Het gaat er niet om wat ik wil, maar dat er gebeurt wat de Heer wil. Het Eigen Ik, het aardse, het egocentrische en het vleselijke is niet in staat zó te bidden, maar wachters weten wel hoe zij bidden moeten.
Overwinnaars hebben macht over de volken (cf. Openbaring 2:26). Daniël is zelf een van deze heiligen, een van de wachters. Als ambassadeur van de Hemel is hij op aarde inderdaad degene, die – geestelijk gezien – van de hemel neerdaalt om deze boodschap aan Nebukadnessar te geven. Voor het eerst van zijn leven wordt Nebukadnessar persoonlijk geconfronteerd met een Macht, die groter is dan de zijne en een Koninkrijk, dat groter is dan dat van hem. Het is dit Hemels Koninkrijk, dat van plan is met geweld te komen om zijn Aardse Koninkrijk te overheersen. Het is de “Rots die heel de aarde bedekt” (Daniël 2:35). Hier zien we de goedheid van de Heer zowel als Zijn nauwgezetheid. Liefde is vurig. Liefde laat zich niet weerhouden. Liefde faalt nooit. En de Heer houdt zo veel van deze heidense koning, dat Hij alles uit de kast haalt om hem te breken. En niet alleen omwille van hem, maar ook om Zijn Preëminentie in de wereld zichtbaar te maken. “De Heer berispt wie hij liefheeft ” (Hebreeën 12:6). Wat is het doel hiervan? Of het om een zondaar of een heilige gaat, het doel blijft gelijk. De Heer wil jou terugbrengen tot Christus alleen: meer van Hem, en minder van jou.
DE ONDERWERPING VAN DE AARDE AAN DE HEMEL IS NIET VRIJBLIJVEND
“Totdat u erkent dat de Hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat Hij bepaalt aan wie Hij het verleent…” (Daniël 4:22ff).
Wat is het doel hiervan? Dat u – Nebukadnessar en iedere andere aardbewoner – mag weten dat de Allerhoogste God heerst. Hij is Heer; Hij is Soeverein; Hij is Preëminent, ondanks dat de Hemelse Koning niet altijd openlijk heerst. Dat alles aan Hem onderworpen is zien wij echter nu nog niet (Hebreeën 2:8b). Toch IS alles aan Zijn voeten gelegd en is Hij als Hoofd aangesteld (Efeziërs 1:22a). Het is niet altijd een uiterlijk machtsvertoon, maar zonder twijfel is er een innerlijk, onzichtbaar, geestelijk, eeuwig doel verborgen aan het werk.”Zijn besluit OM ALLES in de hemel en op aarde onder één Hoofd bijeen te brengen IN CHRISTUS” (Efeziërs 1:10b) wordt binnenkort in een van de meest onwaarschijnlijke mensen zichtbaar gemaakt: in de heidense koning Nebukadnessar.
De consequenties hiervan overweldigen Daniël zódanig, dat hij “een ogenblik verbijsterd staat, in verwarring gebracht door zijn gedachten” (Daniël 4:16a). Uiteindelijk kan hij de Koning uitleg geven en smeekt hij hem om niet meer te zondigen en genade te betonen, in de hoop dat als hij zichzelf veroordeelt, de Heer hem niet hoeft te veroordelen.
Maar denk je, dat Nebukadnessar naar dit duidelijke woord van de Heer en deze wijze raad luisterde? Denk je dat hij het echt ter harte nam? Nebukadnessar lijkt op mensen die ik ken. Ze vinden het fijn profeten en wijze mannen om zich heen te hebben. Ze zeggen, dat ze willen weten wat God aan het doen is en willen horen wat God zegt. Ze ontvangen graag een profetisch woord en waarderen de profeet op een afstand, wel te verstaan. Zij zijn voorstanders van confrontatie, berisping en terechtwijzing, zolang het niet op hun betrekking heeft. Zodra het te dichtbij komt, zijn ze niet meer in de profeet en zijn profetie geïnteresseerd. Het zou te lastig zijn om hun leven te veranderen en in één lijn met de waarheid waar ze op attent zijn gemaakt, te leven. Daarom leggen ze de waarheid naast zich neer en leven als vanouds verder. Nebukadnessar had hetzelfde probleem. Dus verbaast het ons niet dat we verderop lezen: “Dit alles overkwam koning Nebukadnessar twaalf maanden later…” (Daniël 4:25,26a). Hij was waarschijnlijk helemaal vergeten wat Daniël hem een jaar geleden had verteld. Wat er toen gebeurde zou hij echter niet zo gauw vergeten!
“De koning sprak: ‘Is Babylon niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit!’ De Koning had deze woorden nog niet gesproken, of er klonk een stem uit de hemel: ‘Dit wordt aangekondigd, koning Nebukadnessar; het koningschap is u ontnomen…'” (Daniël 4:30,31).
De Heer laat de Eigen Ik een tijd ongemoeid, net als de boom waarvan de kroon de hele aarde overspande en de kruin tot aan de hemel reikte. Maar de dag van oordeel komt eraan. Degenen die de Eigen Ik liefhebben, zullen het oordeel haten; maar zij die de Eigen Ik haten, zullen het oordeel verwelkomen. Als onze hartgesteldheid “niet ik, maar Christus” is, zullen we ons iedere keer erop verheugen, dat wij minder en Christus meer wordt. We zullen onszelf onderwerpen aan wat de Heer met ons wil doen. Onze focus is niet gericht op wat de Eigen Ik verliest, maar op wat Christus wint, want Hij baat bij wat wij verliezen, wij trouwens ook. Met minder van mijzelf komt er meer van Hem in mijn leven, dus waarom zou ik dit tegenwerken? Vandaag moet er minder van mij zijn dan er gisteren was en er moet nu meer van Hem zijn dan voorheen. Als ik mij vandaag aan Hem onderwerp, is er morgen weer een beetje meer van Hem en een beetje minder van mijzelf. Prijs God! Geestelijke groei is niet een sterkere zalving, meer kracht of meer kennis. Geestelijke groei is: “Hij moet meer worden, maar ik moet minder worden” (Johannes 3:30).
Wanneer de Eigen Ik wordt erkend als het grootste obstakel voor groei in Jezus, laten we de Eigen Ik graag gaan. Dan wachten we niet op het oordeel, maar vragen God om ons direct te oordelen. Maar eerst moeten we het vlees als een vijand zien. Wanneer dat gebeurt, haten we niet alleen het vlees in onszelf, maar haten we ook het vlees in anderen. We zullen een afkeer hebben van de Eigen Ik in ons en zullen een afkeer hebben van de zichtbare Eigen Ik in anderen. Paulus zegt, “Ik besef dat in MIJ, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is” (Romeinen 7:18a). Paulus weet dit. Hoe weet hij dat? Omdat hij telkens weer probeerde en faalde, totdat hij zijn les had geleerd. Uiteindelijk is hij in staat zich “voor te staan op CHRISTUS JEZUS en niet op zichzelf” (Filippenzen 3:3b). Wat gaan wij doen? Ons voorstaan op Christus alleen … of vertrouwen op ons vlees? Ons probleem is dat we nog steeds op ons vlees vertrouwen. Dus wandelen wij naar het vlees. We maken ons vlees religieus. We maken ons vlees geestelijk. Het geeft niet hoe goed, religieus of geestelijk jouw vlees is, “het vlees dient tot niets” (Johannes 6:63ff). De vraag is niet of je vlees goed, religieus of geestelijk is of misschien beter is dan het vlees van anderen. De vraag is: Is het vlees? Als het vlees is, dient het tot niets.
Ieder van ons – zondaar of heilige – krijgt een botsing met de Rots. Zelfs nu ligt de bijl aan de wortel van de bomen. Wij moeten gaan inzien, dat de Stem uit de Hemel ieder woord vanuit onszelf overheerst. We zijn misschien niet zo brutaal als Nebukadnessar, leider van de heidenen. Onze hoogmoed is misschien wat subtieler dan die van hem. Toch openbaart de Hemelse Stem aan ons wie en wat wij zijn. Gods Doel met het oordeel is om alles aan CHRISTUS te onderwerpen, waarbij de Eigen Ik geen plaats meer krijgt, opdat CHRISTUS alles met Zijn aanwezigheid vult (cf. Efeziërs 4:10).
DE HEMEL ZAL DE AARDE, HET VLEES EN DE EIGEN IK BEDWINGEN
“En op hetzelfde ogenblik werd het vonnis over Nebukadnessar voltrokken. Hij werd door de mensen verstoten, hij at gras als de runderen, zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, en tenslotte was zijn haar even lang als de veren van een arend en waren zijn nagels uitgegroeid als de klauwen van een vogel” (Daniël 4:30).
Het is duidelijk dat Nebukadnessar hier helemaal gek werd. Deze krankzinnigheid was niet het gevolg van een chemische wanbalans of omdat hij aanleg had voor depressie. Onthoud dat “dit vonnis geveld was door de wachters, dit oordeel was gesproken door de heiligen” (Daniël 4:14a). Het Restant heerst! Hoe lang moet hij onder dit vonnis blijven? “Totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat Hij bepaalt aan wie Hij het verleent” (Daniël 4:32b).
De Soevereiniteit van God en de preëminentie van de Heer Jezus Christus is waar het hier om gaat. Iedere keer als er iets onverwachts in de wereld gebeurt, moet iemand ons er aan herinneren dat “God nog steeds alles onder controle heeft.” Hier is weer zo’n aanmaning dat de Rots in beheer is (hoeveel aanmaningen hebben we steeds weer nodig?) Nebukadnessar was een soort kruising tussen Hitler en Saddam Hussein. Vernedering van zo iemand als Nebukadnessar is iets heel groots, maar het is niet te groot voor God. Op deze Rots zullen sommige dingen gebroken worden en andere dingen verbrijzeld; of je nu in stukjes gebroken wordt of tot poeder verbrijzeld, de Rots wint uiteindelijk altijd. Wen eraan! Verwelkom het! Onderwerp je eraan! Geef je eraan over! We kunnen God niet raken en intact blijven, want “onze God is een verterend vuur!” (Hebreeën 12:29). En Deze Die een Verterend Vuur is, roept jou bij je naam, zoekt jou en tracht jou dichter bij Hem te brengen! Als je dieper in God wil gaan, wordt het vuur steeds heter.
Pinkstermensen praten graag over het “vuur” van de Heilige Geest wat betreft kracht, charisma en zalving. Ik zou hier willen zeggen, dat het vuur van de Heilige geest maar één doel voor ogen heeft en dat is om te zuiveren. Dit zuiveren, purgeren, reinigen en gelijkmaken aan het beeld van Christus is precies de reden waarom de Heer Jezus Christus ons doopt “met de Heilige Geest en met Vuur” (Matteüs 3:11b). De “doop met de Heilige Geest” wordt in de Schrift besproken in verband met oordeel, zuiveren en reiniging – niet in verband met kracht, charisma of zalving. Weet je wel zeker dat je met de Geest gevuld wilt worden? Hoeveel mensen zijn er niet, die naar eigen zeggen “gedoopt zijn met de Heilige Geest” en net zo koppig, hoogmoedig en onwrikbaar als Nebukadnessar zijn? Zij zijn nog niet door het vuur geweest, ongeacht de ondervindingen, die ze claimen te hebben gehad. Het uiteindelijke resultaat van een echte doop met de Heilige Geest is minder van mij en meer van Christus.
“Maar toen de zeven jaren verstreken waren sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen naar de hemel op en keerde mijn verstand in mij terug. En ik prees de hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de Eeuwige Levende…” (Daniël 4:31a).
Wanneer het vuur ieder sprankje van de Eigen Ik heeft verteerd, wanneer de Rots alles dat hem weerstaat heeft gebroken en verbrijzeld, wanneer alles dat geschud kan worden, geschud en verwijderd is; zal deze persoon als de verloren zoon die uiteindelijk “tot zichzelf kwam” en toen hij de Waarheid zag, zich haastte naar het huis van Zijn Vader (cf. Lucas 15:17,18). De Heer, Die zegt, “Ik zal iedereen naar Mij toe halen” (Johannes 12:32ff); de Heer, Die “wil dat iedereen tot inkeer komt en dat niemand verloren gaat” (II Petrus 3:9ff); de Heer, Die “wil dat alle mensen worden gered en de Waarheid leren kennen” (I Timoteüs 2:4); de Heer, Die ” alles met Zich wil verzoenen” (Kolossenzen 1:20ff); de Heer, voor Wie “elke knie buigen zal… en iedere tong belijden zal” (Filippenzen 2:10,11ff); is Degene Die nu Nebukadnessar te pakken heeft! Nebukadnessar, heidense heerser van het machtige rijk Babylon, is onderworpen aan Hem. Dat is preëminentie! EN HET GEBEURDE DOOR HET BEVEL VAN DE WACHTERS – het Restant!
Voorheen kon Nebukadnessar slechts lippendienst bewijzen aan de Allerhoogste, terwijl hij nog iets van zijn Eigen Ik behield. Maar nu niet meer. Het was een enorme klap voor zijn hoogmoed om als dier te moeten leven, maar uiteindelijk “sloeg hij zijn ogen op naar de hemel.” Zodra hij zijn ogen naar de hemel opsloeg, keerde zijn verstand terug. Hij “kwam tot zichzelf,” en onmiddellijk loofde hij God. Zo begon het einde van het oordeel, want het beoogde doel was bereikt. Nu wist hij zeker dat “de hemel heerste”. Hij leverde zich eraan over en God was tevreden. Wat een heerlijke overgave! Met wat we nu weten, zou er nog iemand durven zeggen dat het te veel kostte? Ging God te ver? Was het vonnis te streng?
Vraag het aan Nebukadnessar! Hij zegt, “Ik prees de Hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de Eeuwig Levende; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en Zijn Koningschap duurt van generatie tot generatie. De mensen op aarde zijn slechts nietige wezens; Hij doet met de hemelse machten en de mensen op aarde wat Hij wil. Er is niemand die Hem kan tegenhouden of tegen Hem kan zeggen ‘Wat hebt U gedaan?'” (Daniël 4:31b,32). Dit is een oprechte openbaring van Gods soevereiniteit, die wij alleen kunnen gaan zien wanneer we door de “zeven jaren” zijn geweest. Van Nebukadnessar komt voortaan geen afgedwongen afgodendienst, massa executie of “zie wat ik heb gebouwd” thema meer. De hemel heerst (de hemel heeft altijd al geheerst), maar nu weet hij het ook. En dit Koninkrijk der Hemelen breidt zich uit en vermeerdert zich- individueel in iedere discipel, gezamenlijk in de Kerk, en collectief door de hele Schepping heen – totdat CHRISTUS de zichtbare preëminentie “in alles” heeft (cf. Kolossenzen 1:18b). Wat een machtige God dienen wij!
“Ik, Nebukadnessar, roem, verhef en verheerlijk nu de Koning van de hemel. Al Zijn daden zijn juist en Zijn paden recht. Wie hoogmoedig zijn, kan Hij vernederen” (Daniël 4:34).
Soms word ik gevraagd hoe God Zijn Besluit “om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus”(Efeziërs 1:10ff) zal verwezenlijken. Vrienden, dat kan ik je niet vertellen. Natuurlijk gezien lijkt het helemaal onmogelijk. Theologisch gezien veroorzaakt het heel wat opschudding. Het gaat ons denken vér te boven en ik kan het niet met woorden uitleggen. Maar het gaat er hier niet om of wij slim genoeg zijn om het uit te pluizen; de vraag is of Jezus groot genoeg is om het te doen. Hoewel ik niet kan zeggen hoe het gebeuren zal, ben ik ervan overtuigd, dat het gebeuren gaat. Christus is hoger, dieper en groter dan wij beseffen. Bij Hem is alles mogelijk. En Hij is Degene “Die alles naar Zijn wil en besluit tot stand brengt…” (Efeziërs 1:11).
De Schrift zegt ons, dat Hij in staat is alles aan Zichzelf te onderwerpen (Filippenzen 3:21a). De vraag is niet of Hij het “kan”, of dat Hij het “zal” doen. We hoeven ons niet af te vragen of “het” echt gebeuren gaat. “En OP HET MOMENT dat alles aan Hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan Hem die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren” (I Korintiërs 15:28). “Op het moment dat alles aan Hem onderworpen is…” Je ziet, dat het slechts een kwestie van tijd is. We zien hoe al deze dingen gebeuren bij de meest onwaarschijnlijke persoon, Koning Nebukadnessar. Nebukadnessar is Iedereen. Wat zegt hij nu? “Wie hoogmoedig is, kan Hij vernederen.” Hierin ligt het geheim. God kan het! En deze zelfde God is in ons allen aan het werk en Zijn Bestemming is voor allen gelijk.
WEERSTAND VAN DE AARDE TEGEN DE HEMEL IS NUTTELOOS
Daniël hoofdstuk vier geeft een keerpunt aan in de geschiedenis van het Restant. De Hemel is tot het offensief overgegaan en het moment nadert. Er gebeurt iets middenin Babylon en het Restant staat centraal in alles wat er gebeurt. Als we verder lezen in Daniël hoofdstuk vijf zien we het conflict escaleren. We ontmoeten Koning Belsassar en we zien weer, dat “de hemel heerst;” maar deze keer pakt het iets anders uit.
“En hoewel u alles wist, bent u, zijn zoon Belsassar, niet nederig gebleven…de God die beschikt over uw levensadem en die al uw doen en laten bepaalt, hebt u niet verheerlijkt …” (Daniël 5:22,23ff).
Enkele jaren later wordt Daniël weer bij een koning geroepen om iets uit te leggen. Deze keer is het voor het beroemde “teken op de wand” met de raadselachtige boodschap, “MENE MENE TEKEL UFARSIN.” Hier zien we hoe vrijmoedig Daniël bij Belsassar was, vergeleken met zijn nederige houding bij Nebukadnessar. Toen hij het woord aan Nebukadnessar bracht, was hij een tijd lang “verbijsterd” en riep uit, “Moge de droom voor uw vijanden bestemd zijn en niet voor u!” Maar bij Belsassar neemt hij geen blad voor de mond. Belsassar zal nog diezelfde nacht sterven. Er valt niets meer te redden. Als Belsassar’s gewild had, zou hij Daniël makkelijk hebben kunnen laten onthoofden voor wat hij zei.
Eerst weigert Daniël de betaling aan te nemen, die de Koning hem voor de uitleg aanbiedt: “U mag uw kostbare geschenken houden of ze aan een ander geven” (Daniël 5:17ff). Wat een onbeschaamdheid! Dan vertelt hij opnieuw het verhaal van Nebukadnessar en haalt nog even voor de goede orde aan, hoe de God van de Hemel deze koning tot verootmoediging bracht. Dan wijst hij naar Belsassar en zegt, “En hoewel u alles wist, heeft u zich niet vernederd!” Hij beschuldigt hem ervan afgoden te vereren, die niet zien, horen of weten kunnen en van het negeren van de levende God, die beschikt over zijn levensadem. Dit is een krachtig woord!
Nadat Daniël Belsassar met succes heeft aangeklaagd, is hij gereed om de uitleg van de woorden te geven. De letterlijke betekenis is: “GETELD GETELD GEWOGEN VERDEELD.” Zelfs nu we de betekenis van de woorden hebben, kunnen we nog niet zeggen wat de boodschap is. Je kunt wel vertalen, maar uitleggen is iets heel anders. We hebben Bijbels vol woorden in de Hebreeuwse, Griekse en Aramese talen. We hebben verschillende vertalingen waaruit we kunnen kiezen. Laten we aannemen, dat we een stukje Schrift hebben met de juiste vertaling. Dat is prima, maar zelfs dan is de juiste vertaling niet voldoende. De uitleg komt van God. De kunst om verder dan de woorden te kijken en echt de boodschap te ontvangen, komt vanuit de Geest. De Bijbel (als een bestaand boek) kennen betekent niet, dat we het Woord (als een Persoon) kennen. Daniël kent het Woord van de Heer want hij kent de Heer van het Woord.
“God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt… u bent gewogen en te licht bevonden…uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.” (Daniël 5:25-28).
Het komt hierop neer: hebben we een “woord van God” ontvangen of hebben we God zelf? Zijn we zo behept met het volgende profetische “nieuwtje” dat we de Heer helemaal missen? Iedereen ziet het teken aan de wand. Een handjevol mensen kunnen het vertalen – maar dat maakt hen niet profetisch. Alleen het Restant kan uitleg geven omdat het Restant duidelijk het Voornemen van God kan zien en duidelijk door het filter van dat Voornemen uitleg kan geven. “Want getuigen van Jezus is profeteren” (Openbaring 19:10).
De Wil van de Heer begrijpen is zien wat God allemaal heeft gedaan, wat God doet, en alles wat God nog gaat doen; alles wat God heeft gezegd, alles wat God nu zegt en alles wat God nog zeggen zal; alles heeft te maken met het eeuwige Voornemen, dat zijn uitwerking krijgt in Jezus Christus. “Geteld Geteld Gewogen Verdeeld.” Wat betekent het? Het zal voor ons geheim blijven tot we deze Rots, die de aarde vult en waar Daniël van spreekt, hebben gezien. En die Rots is Christus. Dit is de boodschap voor Koning Belsassar. Maar ik zou deze boodschap aan vele anderen kunnen geven. Waarom? Opdat Christus meer worde en zij minder. Wat een oordeel is voor de zondaar, is redding voor de heilige. Als ik in Christus ben, ben “Ik”er niet meer en de vernietiging van het Koninkrijk van de Eigen Ik is een reden om feest te vieren! Want dan pas heeft Christus de preëminentie en kan ik van harte zeggen, “Niet ik, maar Christus” (Galaten 2:20ff).
Ik wil je erop attent maken, dat je het handschrift aan de wand overal kunt zien. Wat staat er dan? “Hij moet meer worden, maar ik minder” (Johannes 3:30). Dat is een andere manier van zeggen, “Geteld Geteld Gewogen Verdeeld.” Ik zie het teken aan de wand van onze regeringen, van onze onderwijssystemen, van de financiële instellingen, van de volkeren van de wereld. Zij worden steeds minder. Maar hoe zie ik dit dan zo duidelijk? Omdat hetzelfde binnenin mij gebeurt! Hetzelfde gebeurt binnenin jou! Hoe meer Hij wordt, hoe minder wordt al het andere. Begrijp je dit? Als je dit echt begrijpt, ben je deel van de minderheid. Dan ben je deel van het Restant.
“Diezelfde nacht werd Belsassar, de koning van de Chaldeeën gedood. Darius de Mediër verkreeg het koningschap; hij was toen tweeënzestig jaar” (Daniël 5:30, 6:1).
DE ESCALERENDE SPANNING TUSSEN HEMEL EN AARDE
Dus de Hemel HEERST. Dat is het waar het Boek Daniël om draait. Maar hoe laat de Hemel zich op de aarde gelden? Hoe wordt de wil van God gedaan? Hoe wordt het Koninkrijk van God gevestigd? Niet rechtstreeks, maar door een Restant? Niet door engelen, maar door mannen en vrouwen, mensen die “in de wereld” zijn maar niet “van de wereld.” Weet je nog wat de definitie van het Restant is? Een restant is een persoon of meerdere personen, die namens het Geheel het plan van God vervullen als het Geheel dat niet kan of wil vervullen. Het zijn de Overwinnaars.
Tot nu toe hebben wij het Restant van Israël tot Babylon kunnen volgen. Bijna zeventig jaar zijn verstreken sinds Israël verbannen werd en die vier Hebreeuwse kinderen het vlees en de wijn van de koning weigerden. Daniël is nu in de tachtig. Het grootste deel van zijn leven heeft hij op vreemd grondgebied doorgebracht, terwijl hij een Getuigenis uitdraagt dat bijna bespottelijk lijkt en zegt: de Hemel heerst. Als de Hemel heerst, vragen de meeste Joden zich af, waarom liet God dan toe dat wij verslagen werden? Waarom is onze Tempel en ons volk vernietigd? Waarom moeten wij onze kinderen in deze heidense maatschappij opvoeden, ver weg van het Beloofde Land? En wat van de Messias? Wanneer komt Hij dan? Of komt Hij niet?
Hoe gauw hebben ze vergeten dat hun ballingschap het resultaat was van hun eigen afgodendienst en geestelijke hoererij. Toch heeft God voor Zichzelf een restant apart gezet dat zich niet verontreinigde. En door dit Restant toont Hij Zijn soevereiniteit. We hebben gezien hoe het Restant van onthoofding en verbranding in een hete oven gespaard is gebleven. En we hebben kunnen zien hoe het Restant bovenaardse macht uitoefende, juist over degenen die hun in ballingschap namen, juist over de verootmoediging van Nebukadnessar en de eliminatie van Belsassar. De spanning neemt toe. De geest van de Antichrist gaat weer een zet maken. Tezelfdertijd gaat ook de Hemel een zet maken. Wat gebeurt er als een onbeweeglijk object een onweerstaanbare macht tegenkomt?
Nu bereiken we de belangrijkste crisis en het geestelijkste conflict in het Boek Daniël. Alles bouwt zich op tot dit moment; de eeuwigheid hangt van deze uitkomst af. Hemel en Aarde zijn in een strijd gewikkeld, die zo hevig is, dat als we de implicaties ervan beseffen, het ons zal doen verstommen. En alles is gericht op de oude Daniël, de enige overlevende van het Restant.
Lees deel 5 >>
About the Author
CHIP BROGDEN is a best-selling author, teacher, and former pastor. His writings and teachings reach more than 135 nations with a simple, consistent, Christ-centered message focusing on relationship, not religion. Learn more »