ÉÉN KUDDE ÉÉN HERDER

by Chip Brogden

door Chip Brogden
(Vertaald door Bibi Godschalk)
“Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht, Zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft Hij bij zich, Zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder weidt Hij Zijn kudde: Zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien. (Jesaja 40: 10, 11).”
“Ik zal een andere herder over ze aanstellen, een die ze wél zal weiden: David, mijn dienaar. Hij zal ze weiden, hij zal hun herder zijn. Ik de HEER, zal hun God zijn, en mijn dienaar David hun vorst. Ik, de HEER, heb gesproken. (Ezechiël 34: 23,24).”
“Ik ben de Goede Herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Maar Ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder. (Johannes 10: 14-16). ‘
De Gemeente wordt in de Schrift met veel zaken vergeleken. Ze wordt onder andere beschreven als een Bruid, een Lichaam, een Stad, een Kudde Schapen, en een Huis van Levende Stenen. Ieder vertegenwoordigt een eigen specifieke waarheid, maar niet de gehele waarheid. Dus moeten we van elk van hen op de hoogte zijn om voldoende te kunnen begrijpen hoe God over de Gemeente denkt. De Bruid vertegenwoordigt de eenheid met Christus; het Lichaam vertegenwoordigt het leven; de Stad vertegenwoordigt een schuilplaats en vrede; de Kudde vertegenwoordigt éénheid; en het Huis van Levende Stenen vertegenwoordigt Gods werk en aanwezigheid onder ons.
Ik zou het eerst willen hebben over de Gemeente als Kudde.
Van God’s standpunt uit gezien is er Eén Kudde, de Gemeente; en Eén Herder, Jezus Christus. Er zijn niet veel kuddes met veel herders. God heeft eeuwen geleden bepaald dat Zijn voorkeur uitgaat naar Eén Kudde en Eén Herder. Hoe is dit tot stand gekomen?
In Ezechiël 34 klaagt de HEER erover dat de herders van Israël zichzelf voeden en niet de kudde. Ze misbruikten de schapen en namen meer dan zij gaven. Ze faalden in het verzorgen van de gewonde schapen, het terughalen van de afgedwaalde schapen, het zoeken van de verloren schapen en beschermden hun niet tegen de vijand. Ze heersten met wreedheid en geweld over hen. Ze stonden toe dat de schapen onderling met elkaar vochten. Ze lieten het toe dat de kudde uiteen gedreven en aangevallen werd. Dus besloot de HEER deze herders te ontslaan en stelde Eén Herder, David, aan om voor de kudde te zorgen en ze op één plaats bijeen te brengen.
Het ligt voor de hand dat God het niet over letterlijke schaapherders in een letterlijk veld in Israël heeft. Hij is ook niet van plan Koning David uit de dood te doen opstaan om de schapen letterlijk te voeden. De HEER spreekt hier over Jezus Christus, bekend als de Stronk en nakomeling van David. Hij is ook bekend als de Zoon van David en het Zaad van Jesse. Al deze namen hebben dezelfde betekenis, die naar Zijn aardse afkomst verwijzen en ons ook iets over Zijn hart ten opzichte van Zijn Vader vertellen. David wordt beschreven als een man naar Gods hart. Precies zo is de HEER Jezus Christus volledig één met en afgestemd op het hart van God. Hij is echt een Zoon van David. Zoals er Eén Lichaam met vele leden is, is er ook Eén Kudde met vele schapen.
DE GOEDE HERDER IS ÉÉN HERDER
Jezus is de Goede Herder. We moeten ons realiseren dat de HEER Jezus Christus de Enige is Die God in alles behaagt. “Dit is mijn geliefde Zoon – luister naar Hem.” Alleen Jezus Christus kan het hart en de wil van God volkomen tevreden stellen. Hij is Hem in alles volledig gehoorzaam. Niemand anders mag de boekrol nemen, lezen wat er in geschreven staat of er zelfs maar een blik op werpen.
Omdat de kudde door huurlingen verwaarloosd werd en verstrooid raakte, verklaarde God in Zijn wijsheid dat Hij de kudde zou weiden en weer bijeen brengen. Niet alleen vanuit Israël, maar vanuit de hele wereld (Hij zal Joden zowel als heidenen verzorgen en van hun houden). Is dat al gebeurd? Ja. Het woord van de HEER is al vervuld. Wanneer bracht Hij de kudde onder Eén Herder samen? Dat deed Hij toen Hij Christus uit de dood opwekte en Zijn Gemeente vestigde. Jezus Christus is de Goede Herder die Zijn leven gaf voor de schapen.
In Johannes 17 zegt Jezus, “Ik bid dat ze één zijn.” Dit houdt meer in dan een oproep voor eenheid in het Lichaam, het is een oproep voor Eén Kudde onder Eén Herder. Ik kan gerust zeggen dat allen die deel hebben aan het Leven van de HEER al tot Eén Kudde gevormd zijn. Die Éne Kudde is de Ecclesia, zij die uit de wereld geroepen zijn en de openbaring van Jezus hebben. Die Éne Herder is Jezus. Dit is zo duidelijk dat het niet kan worden misverstaan.
David keek vooruit naar deze dag en verklaarde “De HEER is mijn Herder.” Omdat het hetzelfde betekent, zouden we kunnen zeggen: “De HEER is mijn Pastor.” Hoe klinkt dat? Hoe zou je het vinden als Jezus je pastor of voorganger zou zijn? Psalm 23 spreekt over de Kerk en Jezus als jouw Pastor. Natuurlijk gaat het hier over onze persoonlijke relatie met Christus, maar vergeet niet dat Hij meer dan één schaap heeft. Het gaat niet alleen over jou en Jezus die hand in hand rondwandelen. Er wordt hier een hele kudde bedoeld en wat het betekent om als één van de vele schapen onder het wakende oog van de Herder te zijn. David beschrijft deze Ene Kudde met Eén Herder. Wat had hij een glorieus en prachtig inzicht.
Jezus zei ronduit, “Ik ben de Goede Herder.” In Johannes 10 legt Hij het verschil tussen de Goede Herder en een huurling uit. Hij zegt zelfs dat ALLEN die voor Hem kwamen, dieven en rovers waren. Daarom stuurde God de Zoon als Herder voor Zijn kudde. Niemand anders is waardig deze plaats in te nemen. Zonder Hem zijn we allemaal huurlingen. We houden veel te veel van onszelf. Omdat alleen Christus waardig is om het zegel te verbreken en de inhoud van de boekrol te lezen, is alleen Christus waardig de kudde van God te weiden. De HEER verklaarde dat Hij Zelf de kudde zou verzorgen.Dat heeft Hij ook gedaan en doet Hij nog steeds door de HEER Jezus Christus.
DE ONDERHERDERS DIENEN DE OPPERHERDER
Toch zijn er mensen die geroepen worden voor de bediening van pastor en herder. Zij zijn Gods gave aan de Gemeente, samen met de apostel, profeet, evangelist en leraar om het lichaam op te bouwen en tot Christus te leiden. Aangezien er geen twijfel over bestaat dat God de HEER Jezus als die Éne Herder gekozen heeft, waarom zou de HEER het dan nodig vinden voorgangers aan te stellen om de Gemeente op te bouwen? Wat is het kenmerk van een Nieuwtestamentische pastorale bediening?
Nadat Jezus uit de dood was opgestaan stelde Hij Petrus aan door te zeggen, “Voed mijn schapen.” Let wel dat de schapen de HEER Jezus toebehoren en dat tegen Petrus gezegd wordt ze te voeden. De HEER zei niet dat Hij Petrus een paar schapen voor zichzelf zou geven om te verzorgen en over te heersen. Hij geeft Petrus helemaal niets om voor zichzelf te houden. Hij zei niet tegen Petrus dat hij een kerk moest beginnen en die onder zijn eigen naam verenigen. Hij zei ook niet dat Petrus gekozen zou moeten worden als de nieuwe leider van de discipelen. In feite werd niemand aangesteld de plaats van Jezus in te nemen nadat Hij in de hemel opgenomen was. Waarom niet? Omdat Hij nog steeds het Hoofd is en nog steeds de Goede Herder. Hij heeft deze taak nooit neergelegd. Begrijp je dit? Jezus zei, “Voed MIJN schapen.” Van wie zijn de schapen? De schapen zijn van de HEER.
We hebben nu een beter inzicht in hoe dit werkt. Jezus, de Goede Herder, stelt onderherders aan om Zijn schapen te voeden en te verzorgen. We weten dat Jezus ons Vlees, Brood, Melk, Honing en Water is. Dus het voeden van de schapen betekent ze bij Christus als hun Bron te brengen. Dit is een heilig werk. Dit is (menselijk gesproken) veel moeilijker dan eens per week een preek in drie punten te verzorgen.
Hoe brengt God iedereen in Eén Kudde onder Eén Herder? Dit doet Hij via onderherders. Een echte pastor is slechts een onderherder en de HEER Jezus is de Opperherder. Er zijn maar twee soorten herders: de onderherder, waar er heel veel van zijn; en de Opperherder, waar er maar Eén van bestaat. Wat doet een onderherder? De onderherder dient de Opperherder. Van hem (of haar) wordt verwacht de schapen in die Ene Kudde te weiden, voeden, verzorgen en over het eigendom van de Heer te waken door ze bij Christus te brengen.
Als het Gods bedoeling is om Eén Kudde onder Eén Herder te hebben, dan weten we ook dat niets aan een enkeling toebehoort. We horen regelmatig spreken over “mijn mensen,” “mijn kudde,” of “mijn kerk,” alsof deze eigendom van iemand zijn. Laten we in plaats daarvan beseffen dat de onderherder niets bezit, maar slechts een rentmeester is over Gods eigendommen. In de Schrift staat heel duidelijk dat we schapen in Zijn weide zijn. Alles behoort de Vader toe, Die alles aan de zorg van Zijn Zoon, de Goede Herder, heeft toevertrouwd. Geen enkele onderherder kan aanspraak maken op een persoonlijk eigendom hiervan. Als we hiervan doordrongen zouden zijn, zouden we onmiddellijk in nederigheid de schapen van de HEER met meer respect behandelen. Hoe kan iemand heersen over iets dat hem niet toebehoort? Hoe kan hij iets dat niet van hem is misbruiken en mishandelen?
Ik wil je dit vragen: wat denk je dat de HEER met de onderherder zal doen die wreed over de kudde van de HEER heerst, de schapen misbruikt, ze in alle richtingen uiteen drijft en de vijand toelaat binnen te dringen om ze in stukken te scheuren? Zal de HEER alleen maar Zijn schouders ophalen, of zal Hij die onderherders een bezoek brengen en de schapen wreken? Het is een zaak van heilig vertrouwen. Wij moeten de schapen voorzichtig behandelen en ze met vreze en beven dienen. We moeten niet denken dat we met Gods eigendom kunnen doen wat wij willen. Het is geen onbelangrijke opdracht.
DE HUURLINGEN ZULLEN GEOORDEELD WORDEN
Op dit punt gaan veel mensen de fout in. Ze denken bij zichzelf, nu ik pastor ben en verantwoordelijk voor deze schapen, moet ik er maar eens voor gaan zorgen dat ze zich aan mij onderwerpen. Ze moeten mijn visie voor de bediening ondersteunen en mij het respect en de eer geven die bij mijn positie hoort. En meer van dat. Je hebt vast wel van dit soort mensen gehoord of meegemaakt. Maar ik herhaal, de schapen zijn niet van ons. Jezus zei dat de Vader Hem de schapen had gegeven en dat niemand ze uit Zijn hand kon roven. Dus is Hij zeker niet van plan ze aan een ander mens over te laten.
Dit is de geestelijke realiteit. Maar als we om ons heen kijken, wat zien we dan? Allereerst zien we dat de kudde verstrooid en verdeeld is. Vervolgens zien we dat de kudde ziek en verwond is. Dan zien we dat de kudde geregeerd wordt door alleenstaande herders. Het schijnt dat de aardse feiten niet overeenstemmen met de geestelijke realiteit. Enerzijds is de belofte in de Goede Herder in vervulling gegaan(maar anderzijds bestaat de situatie zoals in Ezechiël 34 beschreven, nog altijd).
Wat gebeurt er meestal? Velen die beweren pastor te zijn, verzamelen een kudde om zich heen, (al vechtend om de individuele schapen,) Met zichzelf als hun kleine schaapherder proberen ze hen in hun kleine schaapskooi op te sluiten. Zij werken niet namens de Opperherder, maar handelen uit eigen naam. Jezus zei, “Hij die niet met Mij samenbrengt, verdeelt.” Dat is wat huurlingen doen. Ze beweren dat ze mensen samenbrengen maar uiteindelijk verstrooien ze de kudde van de HEER. Zij zijn op de wol en het vet uit. Ze nemen meer dan ze geven. Zij houden niet echt van de schapen. Zij zijn geen onderherders, maar huurlingen. Lees Ezechiël 34 maar en kijk zelf of je dit ooit zelf hebt meegemaakt.
Ik weet alles van huurlingen af omdat ik jarenlang er zelf een ben geweest. Ik werkte niet voor de Opperherder, maar voor het kerkgenootschap. Ik beschouwde de schapen als de vrucht van mijn bediening, niet als het eigendom van de HEER. Dus haalde de HEER mij uiteindelijk van het hoeden van zijn schapen weg. Later, nadat ik geleerd had dat de schapen inderdaad Hem toebehoren, stond Hij mij toe ze als zijn onderherder te voeden. Toen kwamen de huurlingen en zetten mij af. Als mede huurling gaven zij mij toegang tot “hun” schapen, maar niet als onderherder. Een onderherder van de Opperherder brengt een gevoel van schaamte bij de huurling teweeg.
Hoe denk je dat de Opperherder zal reageren op deze huidige situatie? Denk je misschien dat Hij blind is voor wat er gebeurt? In de verste verte niet. Wat gaat Hij met deze huurlingen doen? Hij zal het hoeden van de kudde van hen afnemen en Hij zal de schapen roepen om Hem te volgen. Ik verzeker je dat niemand ook maar één enkel schaap uit de kudde van de Goede Herder kan rukken. Hij kent Zijn schapen en zij kennen Hem. Wanneer Hij roept zullen ze rennend naar Hem toe komen.
Zo kan het gebeuren dat als een schaap zich niet in die Ene Kudde bevindt, dus in de kooi van een huurling is, dat de HEER dat schaap bij Zich roept. Dan zal de huurling geoordeeld worden. We hoeven de zaak niet in eigen hand te nemen. De HEER zal er voor zorgen. Ik ben er zo dankbaar voor dat Hij mij geoordeeld heeft en dat Hij mij vormt tot de persoon die Hij wil dat ik ben. Nu werk ik voor Hem en ben ik geen mens iets schuldig.
ZIJ DIE ÉÉN IN CHRISTUS ZIJN STIJGEN BOVEN MENSELIJKE VERDEELDHEID UIT
Er wordt een heleboel gepraat over eenwording van de Gemeente, maar totdat we zien dat we al Eén Kudde zijn, zullen we er over blijven praten en het nooit beleven. We moeten begrijpen dat God ons al tot Eén Kudde onder Eén Herder gemaakt heeft. Dit is niet een of andere gebeurtenis die in de toekomst zal plaatsvinden, maar een geestelijke realiteit die we ons nu eigen moeten maken.
Sta mij toe u te zeggen dat vanuit het hemelse standpunt gezien, er maar twee soorten mensen zijn: degenen die het Leven in zich hebben en degenen die het leven niet hebben. En wij kunnen niet zeggen of ze het Leven wel of niet in zich hebben door hen op hun uiterlijk te beoordelen of op hun aanbidding. Of bij welke wereldse organisatie ze wel of niet behoren, God telt echt de leden van de Kerk niet door middel van de ledenlijsten van onze kerkgenootschappen of het aantal hoofden op zondagmorgen. Hij inspecteert onze doopregisters niet en kijkt niet hoeveel huisgemeenten samen komen. In elk van deze plaatsen vindt Hij mogelijk wel of géén Leven.
We verwijzen naar kerkgenootschappen, sekten, bewegingen, groeperingen en afzonderlijke kerken als bewijs dat we niet één zijn. Van buitenaf gezien zijn we verdeeld. Van buitenaf gezien betwijfel ik dat we ooit één zullen worden. Tarwe en onkruid, bokken en schapen zullen samen blijven opgroeien totdat ze aan het einde der tijden van elkaar gescheiden worden. We moeten ook echt begrijpen dat God geen van onze etiketten, organisaties en associaties erkent, noch bevestigt. Het is niet zo dat God voor of tegen de Baptistenkerk of de Pinkstergemeente is. Hij ziet dit eenvoudigweg over het hoofd. Het telt niet voor Hem en draagt niet bij aan Zijn eeuwigheidplan. Je kunt binnen, buiten, voor of tegen wat je maar wilt zijn, maar ook daar kijkt God niet naar. Deze dingen zijn voor wereldgerichte mensen enorm belangrijk, maar zij die met Christus in de hemelse gewesten gezeten zijn, kijken anders naar deze dingen.
Als iemand zegt dat hij naar de Baptistenkerk gaat, kan ik nu zeggen, “Prijs de HEER, broeder! Heb je het Leven in je?” Gaat iemand naar een huisgemeente, dan kan ik ook zeggen, “Prijs de HEER, zuster! Heb je het Leven in je?” En als de mensen zeggen dat ze niet weten waar ze naar toe moeten gaan of wat ze moeten doen, kan ik zeggen, “Prijs de HEER, broeders en zusters! Heb je het Leven in je?” Ik ga niet meer op de buitenkant af, maar op het innerlijk. Weet je, als er Leven is, dan is de Zoon er en dat is het enige waar God in geïnteresseerd is. Hij die de Zoon heeft, heeft het Leven. En als ze zich hier bij moeten aansluiten of daar bij moeten weggaan, zal het Leven hen daarvoor opdracht geven. Wie ben ik? We kunnen niet onrein verklaren wat God rein verklaard heeft. Wij kunnen de persoon, die de HEER aanvaard heeft, niet afwijzen.
Laat ik voor eens en voor altijd verklaren dat de mens en niet God, ieder kerkgenootschap, kerkelijk instituut en huisgemeente begonnen is. Sommigen zullen misschien naar Gods wil handelen, anderen denken dat ze Gods wil volgen, en de meeste zullen precies doen wat ze willen zonder te bedenken wat de wil van God is. Het is niet nodig om uit te leggen hoe en waarom zij doen wat zij doen; wij willen alleen aangeven dat mensen dit doen, en niet God. Het Koninkrijk is in u. Er is maar Eén Gemeente en dat is de Gemeente die Jezus aan het bouwen is. Er is maar Eén Kudde, en Eén Herder. Al het andere is slechts het uiterlijk.
Als we beginnen te beseffen hoeveel van dit alles mensenwerk is, is de kans groot dat we er kwaad over worden, maar God gaat ook hier aan voorbij en stijgt boven de muren uit, die we tussen elkaar hebben gezet. God is veel te groot om vanuit een kleine sekte te werken en zich daarin op te sluiten, of ze nu “binnen” of “buiten” het religieuze systeem passen. God heeft nog nooit een kerkgenootschap gezegend en dat zal Hij nooit doen ook. Hij zegent mensen, niet bewegingen. Hij oordeelt mensen, geen systemen. Hij heeft slechts oog voor één ding, en dat is Zijn Zoon. Hij geeft ons slechts één ding, en dat is Zijn Zoon. Als je de Zoon hebt, heb je het Leven. Als je de Zoon niet hebt, heb je het Leven niet. Dit is het enige waar God naar kijkt.
MAAK JE LOS VAN BABEL
Nu ben ik bang dat we gaan denken dat een ieder die niet de openbaring heeft om “uit Babel te trekken” geestelijk dood is. Ik maakte zelf deze ernstige fout toen God me voor het eerst liet zien hoe de Ware Kerk er uit zag en tot mij over die Éne Kudde sprak. Ik bleef steeds veroordelen als ik met uiterlijke schijn geconfronteerd werd. Laat ik het even duidelijk neerzetten: je kunt net zo min uit Babel trekken door een kerk te verlaten, als een luipaard zijn vlekken kan verliezen door de jungle te verlaten. ‘Babel is een manier van denken, een pardigma, een religieuze instelling. Sommige mensen die beweren Babel achter zich te hebben gelaten zitten nog steeds aan Babel vast. Ze denken, praten, gedragen en verhouden zich nog steeds naar anderen als Babyloniërs. Ze zijn er niet echt uit weggetrokken, ze wonen alleen niet meer de samenkomsten bij. Als dat het enige verschil tussen “echt” en “namaak” is, zou dat wel heel eenvoudig zijn!
Net zoals we geroepen zijn om “in de wereld,” maar niet “van de wereld” te zijn, zijn sommige mensen geroepen om “in” Babel,” maar niet “van” Babel te zijn. Sommigen zijn door God geroepen om midden in Babel te wonen en Hem daar als een Daniël of een Ezechiël te vertegenwoordigen. Sommigen zijn door God geroepen om uit Babel weg te trekken en Hem in Jeruzalem als een Nehemia of een Ezra te vertegenwoordigen. Uiteindelijk zal Babel geoordeeld worden en zal er een Nieuw Jeruzalem zijn. Alle “Daniëls” en alle “Nehemias” zullen zelf voor God rekenschap moeten afleggen. Dus laat iedereen zijn waar de HEER hen geroepen heeft. Of we nu weggaan of blijven, naar buiten gaan of binnen komen, laat dit als gevolg van openbaring gebeuren en niet als gevolg van wat een aards mens of leraar gezegd heeft.
Sommigen leggen de nadruk op de samenkomst en zijn begaan met het waar, hoe, waarom van wat we zouden moeten doen bij het samenkomen. Ik beweer dat wanneer je mensen die het Leven in zich hebben bij elkaar brengt, al het andere zichzelf regelt. We weten dat de Wet gegeven werd aan mensen die het Leven niet in zich hadden. De Wet moet ons van buitenaf onderrichten, maar het Leven zal ons van binnenuit onderwijzen. Als we het Leven niet hebben zijn we afhankelijk van regels of een methode, traditie of een wet. Sommigen zeggen dat het te eenvoudig is om op die manier samen te komen. Nou, dat is ook de bedoeling. Weet je, het Leven begint niet te vloeien wanneer we in een of andere vergadering bijeenzijn. Het Leven is altijd aanwezig. Je draait het niet open en dicht zoals een kraan. Gemeenschap is niet iets dat we in een reageerbuisje kunnen maken. Waar we ook zijn, het is het een dagelijks avontuur van het Leven vrijzetten als we elkaar bedienen.
DE WARE KUDDE IS ÉÉN KUDDE
Hoe worden we een? Dat kunnen we niet. God wel. Hij openbaart Zijn Zoon aan ons als het Hoofd van de Gemeente. Als wij het Hoofd zien, als wij de Goede Herder kennen, zullen we het Lichaam en de Kudde leren kennen. We kunnen niet zeggen dat we God liefhebben als we niet van onze broeders en zusters houden. We kunnen geen omgang hebben met het Hoofd als we ons van het Lichaam afscheiden. Wanneer we Eén herder als Eén Kudde volgen, zullen we eensgezind zijn. Wanneer we één met het Hoofd zijn, zijn we één met het Lichaam, zelfs als we niet bij elkaar zijn. Maar als we niet één met het Hoofd zijn, zijn we niet één met het Lichaam, al zijn we onder het mom van eenheid bij elkaar.
Ons gebed voor de Gemeente is dat we allen, door de openbaring van Christus, tot de eenheid van het geloof komen. Allen die Hem zien, zullen op Hem gaan lijken, want ze zullen Hem zien zoals Hij is, en zo zijn wij ook in deze wereld.
Het verlangen van Gods hart is Eén Kudde met Eén Herder, door de Zoon die alles in allen is. Dat de Gemeente zijn wens in vervulling moge doen gaan. Amen.

About the Author

CHIP BROGDEN is a best-selling author, teacher, and former pastor. His writings and teachings reach more than 135 nations with a simple, consistent, Christ-centered message focusing on relationship, not religion. Learn more »

ONLINE BIBLE STUDY

You have Successfully Subscribed!