De Profetische Wijze

by Chip Brogden

door Chip Brogden
(Vertaald door Bibi Godschalk)
“Die profeet is gek. Die ziener heeft zijn verstand verloren” (Hosea 9:7b).
“Wat is dan een genie? Zou het kunnen zijn dat een genie een mens is die zich steeds ophoudt met de sprekende Stem [van God], die werkt en strijdt als een bezetene om iets te bereiken dat hij slechts vaag begrijpt?” — A. W. Tozer
(*Het gebruik van het mannelijke voornaamwoord in dit stuk is alleen voor het gemak. We trekken geen partij voor onze broeders en zijn niet oneerbiedig ten opzichte van onze zusters.)
De profetische wijze is een persoon die lijdt aan een hemels autisme, wat het voor hem bijna onmogelijk maakt om normale relaties met mensen om zich heen aan te gaan. Beschuldigd van afzijdigheid, kilheid en afstandelijkheid, heeft hij de neiging zich voor anderen te verbergen en trekt hij zich terug in zijn eigen wereld. Het lijkt er vaak op alsof hij er “niet helemaal bij is”. Zelfs wanneer hij zich er toe zet even op Aarde terug te komen, hebben de mensen om hem heen het gevoel dat er ergens binnenin hem een onuitgesproken dialoog gaande is; een geheime communicatie, die onder de oppervlakte plaatsvindt en die er toe leidt dat hij nooit helemaal “het nu moment” beleeft.
Hoe verklaren we dit? Als profetische wijze ziet, hoort en reageert hij anders op de wereld dan de rest van de bevolking. Zij hebben niet gezien wat hij gezien heeft; zij hebben niet gehoord wat hij gehoord heeft. Dus vindt hij erg weinig camaraderie, weinig sympathie en begrip voor zichzelf, niemand bij wie hij zijn hart kan uitstorten en waarmee hij zijn ziel kan delen. Omdat hij hun taal niet meer spreekt, spreken zij die van hem ook niet. Natuurlijk heeft hij wel oppervlakkige woordenwisselingen met anderen: hij is wel vriendelijk, niet hoogmoedig, of hovaardig. Hij kan zelfs aardig en sympathiek zijn. Toch is er iets anders in zijn houding, waardoor hij vaak meer vreesaanjagend dan vriendelijk lijkt te zijn, hoe goed hij het ook bedoelt. Hij is een geestelijke autist en ongeacht hoe goed je hem probeert te leren kennen, kun je hem eigenlijk niet doorgronden en weerstaat hij op een manier alle pogingen om gekend te worden.
Je zou een profeet buitenaards kunnen noemen – boven de Aarde. Hij wandelt op de Aarde met anderen, maar hij is niet van de Aarde. Hij is daarbuiten; hij is van boven. Als we naar zijn geschiedenis kijken zien we, dat hij wel of niet een normale kindertijd heeft gehad. Hij heeft misschien wel of niet buitengewone dingen meegemaakt, maar op een zeker tijdstip in zijn leven, als kind, als jongvolwassene of als een oude man, brak er iets van een ander rijk door het dunne membraan tussen Hemel en Aarde en nam hem in beslag. Misschien was het een brandende struik of een Stem die hem door een sluier aansprak. Of een Hemels Visioen dat hem heel kort in contact bracht met iets en Iemand, die hij niet helemaal begreep.
Hoe het ook gebeurde, voor ten minste een enkel ogenblik braken de wolken open en scheurde het voorhangsel; hij zag iets dat niet zichtbaar is; hij hoorde iets onhoorbaars; de Hemel zelf ging voor hem open en hij kon binnenkijken in een andere wereld. En wat hij heeft gezien en gehoord draagt hij nu als een gewichtige mantel over zijn schouders. Hij voelt het gewicht ervan, want hij draagt het dag en nacht bij zich, of hij nu eet of drinkt, werkt of rust. Hij heeft de indruk dat alles om hem heen een leugen is en dat wat hij gezien en gehoord heeft, de Waarheid is. Deze Waarheid is niet een statisch iets, maar het leeft en groeit en vermeerdert binnenin hem vanaf de dag dat het bij hem als een klein zaadje binnendrong.
Een tijd lang worstelt hij om de woorden en het vocabulaire te vinden waarmee hij dat, wat niet te beschrijven is, kan uitdrukken. Hij kan niet verklaren waarom hij voelt dat hij moet proberen het uit te drukken, maar om een of andere onverklaarbare reden drijft iets hem ertoe om zijn mond open te doen of zijn pen op te nemen en het bekend te maken. Wat het ook al is, hij kan er niet van genieten of het voor zichzelf houden. Het lijkt of het naar buiten moet komen en de gewone gang van zaken moet onderbreken. Dit proces is zo frustrerend en pijnlijk, dat hij het verscheidene keren bijna opgeeft, bereid om te accepteren wat hij gezien en gehoord heeft en het daarbij te laten.
Maar wat hij ook probeert, hij kan niet wegkomen van wat hij gezien en gehoord heeft en hij kan de dwang om het uit te spreken niet ontkennen. Aan de ene kant verlangt hij naar een “normaal” leven, terwijl hij weet dat hij niet kan ontkennen wat hem geopenbaard is. Wanneer hij erin slaagt wél iets van het Hemelse onder woorden te brengen is hij even gelukkig, maar snel weer ongeduldig (uiteindelijk helemaal ontevreden), omdat het geen erkenning geeft aan wat hij gezien en gehoord heeft. En dus begint het proces opnieuw, het steeds weer zoeken naar woorden die meer perfect uitdrukken wat hij tracht te communiceren (en ergens toch wat angstig, dat hij het nooit naar tevredenheid zal kunnen) wat hem er toe leidt woorden te maken die nog nooit hebben bestaan, of om Geestgeïnspireerde woorden te vinden in een onherkenbare taal, die vertaald kunnen worden in iets dat anderen kunnen begrijpen.
De vroegere profeten noemden dit terecht “de last van de Heer”. Het is als een vrouw die de rest van haar leven in eeuwigdurende barensnood moet doorbrengen en steeds hetzelfde kind baren. De opluchting komt pas als de last is afgelegd, maar dat betekent niet dat het echt voorbij is: het laat de profeet alleen even op adem komen totdat de volgende wee hem weer in elkaar doet krimpen. De last die de rest van zijn leven bij hem blijft, raakt hij eigenlijk nooit helemaal kwijt.
Zelfs wanneer hij tracht het Hemels Visioen niet te gehoorzamen en van de aanwezigheid van de Heer weg te vluchten, wordt hij achtervolgd en opgejaagd als een wild dier dat ontsnapt is, wetende dat het slechts een kwestie van tijd zal zijn totdat hij weer gevangen wordt. De Stem laat hem nooit met rust, het Visoen laat hem niet los. Als hij weigert te spreken, brandt het vuur dat al ontstoken is, alleen maar feller, totdat hij uiteindelijk doet wat hij trachtte te weerstaan, al is het maar om van de ondraaglijke spanning en innerlijke druk verlost te worden. Het geeft niet wat hij doet, hij kan het vuur niet doven of verminderen; hij kan alleen maar gehoorzaam zijn. Dan vindt hij tijdelijk rust, totdat het volgende woord komt en het weer begint. Hij mag God smeken iemand anders te sturen en mag protesteren, dat hij niet in staat is te spreken of te schrijven. Maar hij kan niet meer veranderen, zelfs wanneer hij de Heer Die hem geroepen heeft de rug toe keert en terugkeert tot zijn vorige beroep, is alles dof en doods met frustratie en falen. Er is geen ontsnappen aan. Hij weet dat hij geroepen is om iets Hogers te doen, zelfs wanneer hij met alles wat in hem is, zich vastklampt aan iets Lagers.
Als een ongetemd paard weerstaat hij de handelingen van de Heer en moet hij gebroken worden, voordat hij kan gehoorzamen. Uiteindelijk leert hij de Heer niet te weerstaan, maar met Hem mee te werken. Hij wordt vormbaar en buigzaam om te kunnen overleven. Zijn hele leven is nu verbonden met wat hij heeft gezien en gehoord. Hij moet aan het Hemelse Visioen gehoorzaam zijn en als dat betekent dat hij moet sterven, dan moet hij sterven. Als het inhoudt dat hij alles dat hij eens geloofde moet afleggen, dan legt hij het af – eerst met tegenzin en later met blijdschap. Als het betekent dat hij het verlies van alle dingen moet ondergaan, dan moet dat maar.
Na een tijd wordt degene, die heeft gezien en gehoord, de feitelijke essentie van wat hij heeft gezien en gehoord. De Mens wordt de Boodschap. Hij draagt het getuigenis in zichzelf, en wordt ermee verenigd. Hij heeft geen voorbereiding nodig om te kunnen spreken; het is zelfs zo dat voorbereiding niets toevoegt aan de boodschap die hij brengt het wordt het zelfs een struikelblok. Zijn hele leven werkt als een voorbereiding, en omdat hij de Boodschap is, is deze constant bij hem. Hij kan zichzelf net zo min van de Boodschap scheiden als dat hij zijn hoofd van zijn lichaam kan scheiden. Indien er een “Aan/Uit” schakelaar aan stond, werd die al lang afgezet en onbruikbaar gemaakt. Na vele seizoenen van God’s handelen heeft hij uiteindelijk door, dat de Heer dit al die tijd met hem voor ogen had, namelijk om hem niet alleen de Boodschap te GEVEN, maar om hem de Boodschap te MAKEN. Door de Boodschap met zijn hele wezen te verweven heeft de Heer voor Zichzelf een Boodschapper verkregen.
En zo gaat hij door met zijn dagelijkse werkzaamheden, steeds achtervolgd door die Stem, verscheurd tussen de gewone dagelijkse taken, die fysieke en mentale kracht vergen en de Hogere Roeping die zijn onverdeelde aandacht opeist. Hij weet dat hij alle dingen, groot en klein, moet doen “als voor de Heer”. Maar hij weet ook dat Hemel en Aarde aangaande hem in een dodelijke strijd verwikkeld zijn, terwijl hij in het midden staat, verscheurd tussen de twee, met een verlangen om de Aarde helemaal achter zich te laten en bij Christus te zijn, maar wetende dat het waardevoller is voor zijn broeders dat hij blijft. De Hemel roept hem op te stijgen, maar de Aarde gebiedt hem zijn voeten stevig op de grond te houden. Zijn hart breekt constant en verlangt te vertrekken, op te stijgen, niet meer als door een donkere spiegel te hoeven zien, maar van gezicht tot gezicht, zonder de afleiding van het natuurlijke, het vleselijke, het tijdelijke, want hij weet dat de Aarde niet zijn thuis is. En toch strijdt hij met het feit dat de Aarde de plaats is waar hij moet leven en werken. Daarom is het soms moeilijk om bij hem in de buurt te zijn.
Als wijze heeft hij inzicht en bekwaamheid die anderen niet hebben. Maar het is een gave, niet iets van hem zelf, niets waarop hij kan roemen. Zou je hem vragen of hij dit als een zegen beschouwt, zou hij waarschijnlijk zeggen dat het meer op een vloek lijkt, want het zet hem apart van anderen, zelfs wanneer hij zijn uiterste best doet onzichtbaar te blijven en niet op te vallen. Hij kan de Schrift niet lezen zoals anderen dat doen, want na slechts een paar verzen wordt de Hemel weer geopend en raakt hij in de diepten ervan verloren. Een enkel gedeelte kan hem maandenlang bezighouden, terwijl de Hemel het aan hem ontvouwt en hij zich er niet van kan losmaken.
Zijn prediking wordt er door beïnvloed, want hij kan niet van tevoren besluiten wat hij gaat zeggen. Zelfs als hij iets nieuws en opwindends wil brengen, eindigt het meestal met iets wat hij al eerder heeft gezegd zoals, “Bekeert u!” Hij zegt vaak niet wat hij wil zeggen en ook niet zoals hij het wil zeggen. Als hij ernstig wil zijn, merkt hij dat hij lacht. En wil hij vriendelijk zijn, merkt hij dat hij staat te schreeuwen tegen een samenkomst van verbaasde mensen, die zich afvragen waarom deze man ooit toegestaan werd hun heilige plaats te betreden. Wanneer hij een plaats verlaat, ziet hij bijna nooit de vrucht van zijn arbeid en alleen de eeuwigheid kan het echte belang van wat hij heeft gezegd openbaren. Nu ligt alles nog in het verborgene en moet hij leven met het feit dat zijn vruchtbaarheid nooit gemeten zal kunnen worden in termen die mensen, inclusief hijzelf, kunnen zien en waarderen.
Hij kan zich niet de uiterlijkheden van religie permitteren zoals de meeste mensen dat kunnen. Voor hem is het een dood, vlak iets omdat het niet te vergelijken valt met de echtheid die hij al heeft ervaren. Hij vindt het moeilijk te luisteren naar anderen die preken als hij weet dat zij nog niet naar de hoogten zijn opgevaren of de diepten hebben beleefd die hij al bevaren heeft. En wanneer hij tracht hen tot deze hoogten en diepten te leiden, wordt hij vaak niet begrepen of verworpen. Hij komt dus óf bij de samenkomst en lijdt in stilte, óf hij blijft thuis en lijdt in eenzaamheid; maar hoe dan ook, hij lijdt.
Zijn inzicht wordt aangetast door een soort “geestelijke dyslexie”. Terwijl anderen dingen bekijken vanuit een, een of tweedimensionaal vlak, ziet hij ze vanuit verschillende standpunten tegelijk – vooruit, achteruit, achterstevoren, ondersteboven, van boven naar onderen: vanuit leven en dood, licht en donker, Geest en vlees, Hemel en Aarde – en dat zorgt voor heel wat tegenstand van zijn meer pragmatische en doctrinevaste broeders. Hij is zo één met wat hij heeft gezien, dat hij er over spreekt alsof het al gebeurd is, omdat hij het in essentie al heeft ervaren en beleefd. Het is de Profetische Vorm, die de dingen die niet zijn, noemt alsof ze al zijn. In zijn wereld, de wereld van de Geest, bestaan ze al. Wij noemen het “voorspelling” omdat we het nog niet met onze natuurlijke ogen kunnen zien, maar hij staat eenvoudig buiten de Tijd en ziet Verleden en Toekomst als een ononderbroken en continu Heden.
Zijn gehoor is aangetast zodat hij steeds sensitiever wordt ten opzichte van zijn omgeving, zelfs wanneer het lijkt alsof hij niet oplet. Hij luistert wel, maar hij luistert van binnen. Hij vertrouwt zijn natuurlijke oren niet meer, omdat de Hemelse Stem en de innerlijke getuigenis betrouwbaarder zijn. Dus is hij in staat God te horen spreken, terwijl de rest van de menigte roept: “Het was onweer!” of “Het was een engel!” Hij hoort ook wanneer God niet spreekt en hij wordt niet in vervoering gebracht met de massa die beweren dingen van God te spreken, te zien en te horen, terwijl ze feitelijk niets van de Hemel gezien of gehoord hebben. Hij kan ze niet aanhoren.
Zijn concentratie is zo aangetast dat het lijkt of hij obstinaat en koppig is tegenover anderen. Hij is flexibel en buigzaam tegenover de Heer, maar tegenover de mens is hij zo solide en ondoordringbaar als een rots. Geen enkele mooipraterij of argument zal hem van zijn stuk brengen – maar de geringste aanraking van de Heer dwingt hem liefdevol en vol ontzag te volgen. Nu hij ontdekt heeft dat er maar Een Ding nodig is, zal hij standvastig en zonder twijfel de “vele dingen” die zich voordoen om hem af te leiden, de rug toekeren, want al het andere ziet hij nu als afleiding. Ja, hij is helemaal bereid het goede los te laten ter wille van het heilige. En wanneer de Heer hem op een specifiek ding richt, is hij als een lichtbaan gefixeerd op dat ene punt, waar al het andere plaats voor maakt.
Zelfs zijn bidden is aangetast, want hij kan niet langer bidden zoals hij wil en waarvoor hij wil. Het lijkt wel of hij geen eigen wil meer heeft. In plaats daarvan gebiedt de Hemelse Stem hem te bidden met een Hemels perspectief, en maar al te vaak staat dat Hemelse perspectief haaks tegenover het Aardse perspectief. Dus wanneer zijn broeders en zusters bidden voor zegen en vermeerdering, merkt hij dat hij om vernietiging en vermindering bidt; en wanneer zij iets weerstaan en tegen iets bidden, merkt hij dat hij God vraagt juist dié dingen te doen waar de rest van de wereld op tegen is.
De rest van de wereld ziet een autistische, wijze persoon als een minderbedeelde genie, een ongelukkig mengsel van idioterie en briljant zijn, gevangen in zijn eigen wereld. De profetische wijze draagt dezelfde stigmata. Maar wanneer je hem spreekt, ontdek je dat hij dit allemaal als heel normaal beschouwt; zoals dingen behoren te zijn. Hij verlangt niet meer naar een normaal leven, want het leven dat hij nu heeft IS normaal; hij heeft zijn eigen leven afgelegd om een nieuw leven te ontvangen. Hij leeft in het Hemelse terwijl hij op de Aarde wandelt. Hij ziet zichzelf niet als bijzonder of anders dan een ander, maar vaak vraagt hij zich hardop af, waarom anderen niet kunnen zien, wat hij gezien heeft en wat zo evident en duidelijk is. Voor hem is dit misschien wel zo, maar de rest van ons wordt verblind door het Licht dat van hem afstraalt zonder dat hij er zelf erg in heeft.

About the Author

CHIP BROGDEN is a best-selling author, teacher, and former pastor. His writings and teachings reach more than 135 nations with a simple, consistent, Christ-centered message focusing on relationship, not religion. Learn more »

ONLINE BIBLE STUDY

You have Successfully Subscribed!